Filethaakwerk bestaat uit gehaakte ‘hokjes’ die afwisselend open blijven of gesloten worden door er twee stokjes in te haken. Deze open en gesloten hokjes gebruiken we om een patroon te maken. We gaan het hebben over wat voor materiaal je gebruikt, hoe je de maat berekent en een patroon tekent. Ik zal je ook mijn eigen ontwerpje laten zien. In deel 2 gaan we het hebben over hoe je dit patroon vervolgens haakt, met uitleg over het meerderen en minderen, zodat je elk filethaakpatroon kunt maken.
Stekenverhouding
In de patronen uit de jaren ’70 wordt vaak een katoen gebruikt, die overeen komt met 8/4 katoen (170 m op 50 gram) en haaknaald 2,5 of 2,25. Nu haak ik wat los, dus om op de juiste stekenverhouding uit te komen, haak ik met 2 mm. Hierbij kom ik uit op een ‘hokje’ per centimeter. Zeker met een eigen ontwerp is het wel goed om even een proeflapje te haken, zodat je kunt zien of de dichte hokjes er ook mooi dicht uitzien en zodat je kunt uitrekenen hoe groot je gordijn gaat worden. Zeker de lengte is belangrijk, je wilt niet dat je niet meer naar buiten kunt kijken tenslotte. De breedte is wat minder van belang, afhankelijk van het patroon dat je kiest. Bij een smaller herhalend patroon kun je makkelijker een deel toevoegen of weglaten, bij een breder patroon is het verstandig uit te rekenen of het wel een beetje klopt met de maat van je raam. Voor een gordijn van ca. 1,40 bij 40 cm (van de foto hierboven) heb ik ca. 6 bollen van 50 gram katoen gebruikt. Er gaat dus best wat garen in zitten, zorg dat je ruim voldoende hebt.
Gordijnpatroon
Je kunt een gordijn van boven naar beneden haken, of overdwars, van links naar rechts. Met kortere toeren zie je sneller resultaat, dus ik ben wel een fan van overdwars haken. Hiermee kun je ook je maat nog tussentijds aanpassen, door een patroonherhaling meer of minder te haken. Dat maakt deze werkwijze wat veiliger.
Aan de bovenkant moet je iets regelen voor het ophangen. Dan kan door er lussen in te haken, dat zul je zo meteen in mijn patroon ook zien. Ik heb een gesloten rij aan de bovenkant, dan 9 lossen in twee toeren. In de derde toer haak ik dan 4 lossen, 1 vaste om de beide 9-lossenboogjes, 4 lossen, en dan weer verder met het patroon. In de tekening ziet dat eruit als langgerekte kruizen met een verticale streep erdoor. Er bestaan ook metalen ringen met knijpertjes voor aan je gordijnroede en dan volstaat het met een rij gesloten hokjes aan de bovenkant.
Neem een vel ruitjespapier, en teken bovenaan hoe je de ophanging wilt doen. Ik teken een kruisje in een hokje voor een gesloten blokje, een open blokje blijft open. Begin daarna aan een kant met een rij kruisjes in ongeveer de lengte die je wilt. Teken met potlood, zodat je kunt gummen.
Nu heb je een hoek waarin je je patroon kunt tekenen. Je kunt ook eens kijken naar eenkleurige kruissteek patronen. Denk alvast na over de vorm van de onderkant, krijgt hij puntjes, golfjes of misschien recht? Voor de stevigheid en de structuur is het mooi om te eindigen met gesloten blokjes, dit kan ook een dubbele rij zijn, of een dubbele rij met een open blokje ertussen. Deze kunnen verspringen. Het is mooi als de onderrand je patroon volgt. Teken minstens twee herhalingen, zodat je tijdens het haken kunt zien hoeveel ruimte er tussen ‘moet’. Zo kun je ook beter zien of de vorm van de onderrand naar je zin wordt. Heb je grote open delen tussen je patroondelen, kun je ook wat vulpatroontjes gebruiken. Hier wat voorbeeldjes:
Mijn ontwerp voor het tweede keukenraampje werd uiteindelijk zo:
In deel 2 gaan we in op hoe we van deze tekening dan een gordijn maken.
Heel veel ontwerpplezier gewenst vanuit Zweden,
Corina van Krieken – van den Hoofdakker