Proeflapjes breien
Proeflapjes breien
Voordat je een werkstuk gaat maken, is het handig om te kijken of de kleurkeuze of de steeksoort naar je zin is. Liever een klein stukje voor niks breien, dan een heel werkstuk. Met proeflapjes kun je vast een eerste indruk krijgen, of het naar je zin is.
Hier zie je bijvoorbeeld draadkant en ajour. Bij draadkant zijn de gaatjes veel kleiner, omdat je een combinatie van heel dun garen(de gaatjes) en gewoon garen gebruikt.
Als je iets wil breien waarbij de maat belangrijk is, moet je eerst een proeflapje breien. Je kunt dan de stekenverhouding uitrekenen, en een patroon omzetten van centimeters naar toeren en steken. Als je een knuffeldier wil breien maakt de stekenverhouding niet zoveel uit. Hij wordt gewoon wat groter of kleiner dan het patroon. Voor een kledingstuk is het uiteraard wel van belang dat de maten kloppen.
Het kost veel tijd om de juiste naalddikte of, in geval van een breimachine, de steekgrootte te vinden. Daarna moet het proeflapje gewassen en gedroogd worden, want met sommige garens verandert de stekenverhouding na het wassen (en je trui moet na het wassen ook nog passen😉).
De verleiding is groot om maar wat te gokken, of op het etiket te vertrouwen, en daar genoegen mee te nemen. Maar als een gebreide trui te strak gebreid is, wordt het plankerig en staat het niet mooi. Als de trui te los is gebreid, wordt ie slobberig en vormeloos.
De maat is belangrijk, dus als je eenmaal de geschikte naalden of steekgrootte hebt bepaald begint het rekenwerk. Dat vind ik het leukste om te doen, maar is wel tijdrovend. Je kijkt hoeveel steken er in 10 centimeter gaan. Je kijkt ook hoeveel toeren er in 10 centimeter gaan. Dat luistert erg nauw, want als je je 1 toer vergist, klopt de hoogte van een totale trui niet meer. De lengte is bijvoorbeeld 70 centimeter hoog, dan heb je al 7 toeren verschil, en dat zie je. Vergis je je met het aantal steken, dan wordt je breiwerk te smal of te breed.
Ik bewaar graag mijn proeflapjes als herinnering aan mijn truien.
Alleen als ik garen tekort kom, dan haal ik het uit en gebruik dit als laatste redmiddel (het breit niet fijn als je net te weinig garen hebt). Meestal heb ik teveel garen, en bewaar ik dat om later ‘iets’ mee te doen…. Dat is de reden dat er veel kleine projecten gemaakt worden, zoals sokken of pantoffels. Op de breimachine kan je in een middag een paar sokken breien, als je geen berekeningen hoeft te doen. Het scheelt tijd als je al weet hoe de stekenverhouding van garen is, omdat je al eerder een proeflapje van dat garen had gemaakt.
Met een breimachine kan je heel makkelijk patronen inbreien. Ik gebruik standaard ponskaarten, maar maak ze soms ook zelf. Van kruissteekpatroontjes kun je leuke breipatronen maken, zolang de onderlinge afstand van de patroontjes niet te groot is. Dan krijg je lange draden aan de achterkant, en dat is vooral bij kleding niet fijn omdat je erin blijft haken met je vingers.
Om het effect van kleurencombinaties te zien maak je gauw meerdere proeflapjes. Het kost bijna geen tijd, en je bent goed voorbereid op het eindresultaat.
Bij de proeflapjes komen herinneringen boven: er zitten zelfs lapjes bij van de eerste breilessen! Foto8 Hier leerde ik wat voor effect een ponskaart had, en naast inbreien kon ik ook weven, kantbreien, vangsteken en slipsteken oefenen.
Er zijn lapjes van truien die ik vergeten was, kindertruien, sokken, weggegeven truien en pantoffels. Sommige truien zijn gelukt, en veel gedragen. Andere truien vielen tegen, omdat ze niet zo leuk stonden als ik verwacht had. Foto2Herentruien zijn meestal wat saaier van kleur, dus brei ik die niet zo graag. Glitters vind ik leuk, en heb ik geprobeerd in diverse diktes.
Helaas vind ik garen met lurex niet lekker dragen, dus laat ik dat nu achterwege. Bepaalde tegenvallers zijn leermomenten geweest, en dus toch wel zinvol.
Gelukkig is een trui die op de breimachine gemaakt is veel sneller af dan een trui die op de hand gebreid is. Natuurlijk maakt het verschil of er met meerdere kleuren gebreid wordt, en of er veel gemeerderd of geminderd moet worden. Bij een simpele trui duurt het breien van een achterpand ongeveer twee uur. Voorpand duurt langer, omdat je een halsuitsparing moet maken. De mouwen kunnen ook in ongeveer twee uur per mouw gemaakt worden. Deze tijden zijn zonder het puzzelwerk van kleuren kiezen en het bepalen van de steekgrootte. De keuze van de boordjes heb je al bedacht, Foto6 en gekeken hoe strak je de boord wil hebben. Ook is het rekenwerk aan de hand van het proeflapje al gedaan.
Het zou handig zijn geweest als ik op de proeflapjes een steekgrootte had gezet en stekenverhouding, zodat ik niet bij vergelijkbaar garen weer een proeflapje moest maken….maar dat is dus nooit gebeurd. Bewaren jullie de gegevens van oudere breiwerkjes?

Groetjes van marieke
Reactie plaatsen