Breien in het rond met rondbreinaalden: Travelling loop

Eerder heb ik je al het een en ander verteld over het kiezen van een rondbreinaald die bij je past, ook het “gewoon” brei met een rondbreinaald is al de revue gepasseerd. In dit blog wil ik het hebben over breien met een reizende lus, dit wordt in het Engels ook wel “travelling loop” genoemd.

Waarom heet deze techniek eigenlijk travelling loop?

Dat komt doordat je een te lange rondbreinaald gebruikt bij het breien, waarbij het deel van de kabel dat te lang is, als een soort lus erbij hangt. Tijdens het breien verplaatst deze lus zich van de rechternaald, langs de kabel helemaal rond, tot hij bij de linkernaald is aanbeland. De lus “reist” dus als het ware mee tijdens het breien!

Travelling loop breien werkt erg prettig als er aan twee randvoorwaarden voldaan wordt. Allereerst het is het van belang, dat de gebruikte rondbreinaald te groot is voor het project. Als je werkstuk een diameter heeft van 50 cm zou een rondbreinaald met een kabellengte van 80 cm of langer prima middels travelling loop gemaakt kunnen worden. Een rondbreinaald met een kabellengte van 60 cm zal voor ditzelfde werkstuk echter niet gaan werken voor travelling loop breien, omdat er te weinig kabel “over” is om de reizende lus mee te vormen.

Ten tweede is het belangrijk dat de diameter van het werkstuk niet tè klein is. Sokken en mouwen zullen meestal te klein zijn voor deze methode, omdat de lengte van de naald zelf hierbij in de weg gaat zitten. Een in het rond gebreide kolsjaal of (kinder)truitje zal doorgaans echter prima gaan.

 Travelling loop breien

In dit voorbeeld maak ik gebruik van een rondbreinaald maat 4 mm met een kabellengte van 80 cm, een bol garen en een steekmarkeerder om het begin en einde van een ronde aan te geven.

1. Zet steken op in de hoeveelheid zoals benodigd voor je project. In dit voorbeeld heb ik steken opgezet door ze op te breien, je kan natuurlijk gewoon je voorkeursmethode gebruiken.

2. Schuif alle opgezette steken dusdanig op de rondbreinaald, dat de allereerste opgezette steek op de linkernaald te vinden is. Je herkent deze steek aan de losse draad. Zorg ervoor (als dat zo in je patroon omschreven staat), dat het werk niet verdraaid op de naald zit.

4. Als je het werk in het rond gaat sluiten, ziet het geheel er ongeveer zo uit: De naald met het begin van de opzet (met losse draad) in de linkerhand, de draad waar je mee gaat breien, komt van de laatst opgezette steek van de achterzijde. De rechternaald heeft een lange lengte aan ongebruikte kabel. Nu is ook het moment om de steekmarkeerder te plaatsen op de rechternaald.

5. Steek de rechternaald in de eerste steek van de linkernaald en brei deze. Er zal spanning staan op het garen dat de laatste en eerste steek verbindt, daarom kan het handig zijn om in het begin de kabel met je hand dichtbij de naald te houden.

6. Als je eenmaal een stuk van de ronde gebreid hebt, zie je dat de lus met het breiwerk meereist.

7. Op een gegeven moment wordt het mogelijk om de resterende steken van de ronde volledig op de linkernaald te schuiven. Doe dit om de spanning op het verbindingsstukje van je breiwerk te verminderen.

8. Aan het einde van de ronde heb je aan de linkernaald een lang stuk ongebruikte kabel. Trek je rondbreinaald op zo’n manier door je breiwerk heen, dat de steken van de volgende ronde klaar staan op je linkernaald en je rechternaald weer voorzien is van een lengte ongebruikte kabel. Zet de steekmarkeerder over op de rechternaald en ga weer breien. Je kan de wat losse verbinding tussen het begin en eind van elke ronde wat strakker krijgen, door elke tweede steek van de nieuwe ronde goed strak aan te trekken. Maak je verder geen zorgen over de wat losser ogende draadjes, dit komt echt goed!

9. Na enkele rondes breien, waarbij telkens de tweede steek van een nieuwe ronde strak wordt aangetrokken ziet het werk er als volgt uit. Zoals je ziet is er niets meer te zien van de losse verbinding zoals in bovenstaande foto!

Stay tuned voor de volgende blog in de serie over rondbreien met rondbreinaalden.