Sokken haken, een kwestie van durf! – De Teen (deel 2/4)

Vandaag deel 2 van: Sokken haken, een kwestie van durf ! Voor degenen die deel 1 gemist hebben: lees het blog hier.

Er zijn al heel wat mensen die vorige week aangaven gezellig met mij mee te doen, dus mocht ook jij zin hebben om mee te doen, leuk! We gaan vandaag bespreken hoe je moet starten, en wij starten met de teen. 

Voor we gaan beginnen met deel 2 van sokken haken, wil ik eerst nog even wat kwijt over het verschil tussen gebreide en gehaakte sokken.

Het verschil tussen gebreide en gehaakte sokken

Als je sokken breit gebruik je in principe meer steken, dan dat je doet bij sokken haken. Als ik naar mijn voeten kijk – een maat 41, dan zou ik voor gebreide sokken 64 steken opzetten. Met gehaakte sokken heb ik er maar 56 nodig.

Uit eerdere ervaring, opgedaan tijdens een workshop met dames die schoenmaat 39 hebben, bleek dat zij aan 52 steken voldoende hadden. Dit is dus een richtlijn – het klopt 9 van de 10 keer – dat u 8 steken minder nodig hebt bij het haken, ten opzichte van gebreide sokken.

Sokken haken: de start

1. We beginnen met een opzet van 10 + 1 = 11 lossen.

2. Begin dan in de 2e losse vanaf de haaknaald geteld, met het haken van vasten. Een vaste in elke steek. Je hebt nu 10 vasten.

Let op: De losse telt niet mee als vaste. Je hebt die nodig om in hoogte te kunnen “klimmen”. Ik gebruik deze losse om straks mijn ronde te sluiten – dat is dus de plek waar de halve vaste komt te zitten.

3. Plaats een steekmarkeerder in de eerste vaste.

4. Nu draai je je werk, zodat de onderkant van de opzetrand boven komt.

5. Haak nu ook in elke lus 1 vaste; in totaal 10.

6. Plaats in de eerste vaste van de onderkant ook een steekmarkeerder.

7. Sluit nu de ronde, met een halve vaste.

Je hebt nu de steekmarkeerder in vaste 1 en vaste 11 en een totaal van 20 vasten.

De eerste ronde is nu gedaan.

Meerderen (ronde A)

Je hebt nu de steekmarkeerder in vaste 1 en vaste 11 en een totaal van 20 vasten.

8. Haak 1 losse om te klimmen in hoogte.

9. Dan haak je 1 vaste in de eerste vaste van de vorige ronde (plaats markeerder terug in eerste steek). Twee vasten in de volgende steek. Dan 1 vaste in de steken 3 tot en met 8. Twee vasten in de volgende steek, en 1 vaste in de laatste.

10. Je bent nu bij de steekmarkeerder. Die steekmarkeerder haal je los, en gaat dan verder.

11. 1 vaste in de eerste  (plaats markeerder terug in deze steek).  Twee vasten in de volgende steek. Dan 1 vaste in de steken 13 tot en met 18. Twee vasten in de volgende steek, en 1 vaste in de laatste.

Als je nu je steken telt, dan heb je 2 x 12 = 24 steken.

 

Kort opgeschreven ziet de ronde er zo uit:

– A: 1 l, * 1 v in 1e st, 2 v in volgende st, 1 v in elke st tot 2 st voor (m), 2 v in volgende st, 1 v, (m). Herhaal vanaf *. Sluit ronde met 1 hv.

En snel uitgetekend zien de rondes 1-3 er zo uit:

12. We gaan ronde A herhalen tot we een totaal van 40 vasten hebben (2 x 20).

De telling is dan:

– Ronde

– A2: 2 x 14 = 28

– A3: 2 x 16 = 32

– A4: 2 x 18 = 36

– A5: 2 x 20 = 40

Meerderen (ronde B)

De teen begint zich nu rustig aan te vormen en wij gaan wat rustiger meerderen. Ronde B komt erbij:

13. B: 1 losse, haak 1 vaste in elke steek. Sluit ronde met een halve vaste. Ook hier geldt: de klimlosse telt niet mee in de vastentelling.

 

We haken dus als volgt:

– 1 maal ronde B (=40 steken)

– 1 maal ronde A en B, (=48 steken)

– 1 maal ronde A en B, (=52 steken) voor maat 39

– 1 maal ronde A en B, (=56 steken) voor maat 41

– 1 maal ronde A en B. (= 60 steken)

Pas tussentijds de teen; u heeft de juiste maat als hij alle vijf tenen kan bedekken. Hij moet niet te strak zitten, maar ook niet te los. Blijf wel elke ronde uw steken tellen.

Een van de lastigste delen hebben we nu gehad; volgende week gaan we verder met de voet!

 

Heb je een vraag en/of kom je er niet helemaal uit? Laat hieronder je vraag achter voor Bianca!