Haakpatronen; je komt ze overal tegen. Ga maar eens op zoek naar inspiratie op Pinterest, Welke.nl, Etsy of via Google. Van bijna alles dat je zou willen maken valt wel een patroon te vinden. Vaak zijn er van een zelfde soort haakwerk een aantal verschillende soorten patronen te vinden.
Maar hoe werkt zo’n patroon eigenlijk? Wat kun je er mee en hoe werk je er eigenlijk mee? Dit en meer wordt uitgelegd in dit blog.
Pak er een kopje thee of koffie bij, ga er lekker voorzitten en hopelijk kun je na het lezen van dit stuk de verschillende haakpatronen (nog) beter begrijpen en er fijn mee aan de slag gaan.
Haakpatronen
- Wat is een patroon? (incl. patroonsoorten)
- Wat heb je nodig om te haken?
- Beginnen aan een werkstuk
- Door blijven gaan (tips & tricks)
- Afwerking
- Resultaat
- Samenvatting
Wat is een patroon?
Patronen worden doorgaans gebruikt als instructie voor het maken van iets, in dit geval een haakwerkstuk. Veel mensen vinden het prettig om een patroon te volgen of deze in ieder geval als houvast te gebruiken. Zeker voor de beginnende haker kan een patroon fijn zijn om mee te werken.
Naarmate je meer gevorderd bent, zul je het wellicht leuk vinden om iets uit de losse hand te maken. Enige ervaring met het werken met patronen is ook daarbij handig, omdat je zo weet hoe je het werk van begin tot eind op kunt bouwen.
Het is om al deze redenen praktisch om te weten hoe een patroon over het algemeen is opgebouwd. Dit maakt het werken met een patroon een stuk makkelijker. Zou je dat willen, dan zorgt kennis van de opbouw van een patroon er ook voor dat je zelf een patroon van een door jou ontworpen werkstuk zou kunnen maken.
Iedereen schrijft een patroon op zijn eigen wijze uit. Dit komt natuurlijk omdat ieder zijn eigen manier van haken en uitwerken heeft. Hierdoor kan een patroon van één en het zelfde werkstuk er anders uitzien afhankelijk van wie het uitschrijft. Dit merk je met name bij patronen van mensen die haken als hobby hebben.
Neem je een patroon dat geschreven is door iemand die hier min of meer zijn professie van gemaakt heeft, zul je meer uniformiteit tegenkomen.
Neem bijvoorbeeld de amigurumi patronen van Christel Krukkert. Zij gebruikt een vaste indeling en opbouw. Heb je eenmaal een aantal van haar patronen gehaakt, dan zul je merken dat het lezen van en werken met een nieuw patroon van haar hand je gemakkelijker afgaat. Dit komt doordat je al weet (of in kunt schatten) wat er komen gaat.
Voor het uitleggen van de opbouw van een haakpatroon is het handig om te weten dat je bij het haken grofweg twee soorten patronen tegenkomt: het geschreven patroon en het getekende patroon, oftewel een haakschema. In onderstaande alinea’s worden deze twee soorten patronen uitgelegd.
Geschreven patroon
Bij dit type patronen wordt een werkstuk per toer woordelijk uitgelegd en zo nodig ondersteund met foto’s. Werkstukken die vaak op deze manier omgezet worden naar een patroon zijn bijvoorbeeld amigurumi’s, maar ook bij granny squares wordt dit regelmatig toegepast.
De Crochet-A-Long (CAL) dekens die je tegenwoordig veel voorbij ziet komen zijn veelal ook voorzien van een geschreven patroon.
In geschreven patronen zit over het algemeen de volgende standaard opbouw:
- Men begint met het opsommen van de benodigde materialen en garens.
- Vervolgens wordt het begin beschreven. Dit gebeurt door middel van het opzetten van een x aantal lossen of door een magische ring te maken.
- Hierna wordt er gevraagd een aantal meerderingen te maken door bijvoorbeeld twee vasten in één vaste van de vorige toer te haken.
- Vervolgens wordt het middenstuk beschreven. Doorgaans haak je hier een aantal toeren achter elkaar die veelal hetzelfde zijn.
- Tot slot wordt het afwerken van het werkstuk beschreven. Dit wil zeggen dat er geminderd wordt en het werk (in het geval van een amigurumi) gevuld en gesloten wordt. Ook worden hierbij de losse draadjes netjes weggewerkt.
In het geval van een amigurumi wordt dit proces per onderdeel (hoofdje, romp, armen, benen, etc.) opnieuw doorlopen.
Het geschreven patroon kom je, van de verschillende soorten patronen, het vaakst tegen. Dit heeft, naar mijn idee, vooral te maken met het feit dat dit voor veel mensen een toegankelijke, duidelijke en overzichtelijke manier is om een patroon uit te werken. Het lijkt het meest op hoe je mondeling iets aan iemand uit zou leggen.
Vele voorbeelden hiervan kunnen gevonden worden op de website van garenfabrikant Drops. Het voorbeeld hieronder komt ook van deze website:
VIERKANT:
Haak 6 l met haaknld 3,5 mm en frambozentaart en vorm 1 ring met 1 hv in de eerste l. Haak dan in de rondte maar haak afwisselend aan de goede kant en de verkeerde kant volgens telpatroon A.1. Dus haak als volgt:
TOER 1: 3 l, 2 stk om ring, 3 l, * 3 stk om ring, 3 l *, herhaal van *-* 3 keer in totaal. Ga verder met herfstbos en eindig met 1 hv in de 3e l aan begin van toer, keer het werk.
TOER 2: 3 l, 2 stk om eerste l-lus, 3 l, 3 stk om dezelfde l-lus, * 1 l, 3 stk om volgende l-lus, 3 l, 3 stk in dezelfde l-lus *, herhaal van *-* 3 keer in totaal. Ga verder met frambozentaart en eindig met 1 l en 1 hv in de 3e l aan begin van toer, keer het werk.
TOER 3: 3 l, 2 stk om eerste l-lus, 1 l, * 3 stk om volgende l-lus, 3 l, 3 stk om dezelfde l-lus, 1 l, 3 stk om volgende l-lus, 1 l *, herhaal van *-* 3 keer in totaal, 3 stk om volgende l-lus, 3 l, 3 stk om dezelfde l-lus en 1 l.
Ga verder met herfstbos en eindig met 1 hv in de 3e l aan begin van toer, keer het werk.
Ga verder en wissel van kleur elke toer en ga verder op dezelfde manier – dus er zijn 3 stk en 1 l meer tussen elke hoek elke toer. DENK OM DE STEKENVERHOUDING!
Haak tot het vierkant ongeveer 80 x 80 cm meet. Eindig met 1 hv aan het begin van de toer. Hecht af.
Haakschema’s
De naam zegt het eigenlijk al: dit type patronen wordt schematisch uitgewerkt in de vorm van een (tel)tekening.
Je komt dit soort patronen vaak tegen wanneer er één deel van het patroon vaker herhaald moet worden, zoals bij omslagdoeken, granny squares, filethaken, tapestry haken en dergelijke.
De meest voorkomende vorm van haakschema’s bestaat uit een serie symbolen die in het rond in toeren worden weergegeven, waarbij je in het midden begint.
In bovenstaande afbeelding worden drie verschillende symbolen gebruikt, namelijk een lossenketting c.q. magische ring, de losse en het stokje.
De verschillende toeren worden hier met wisselende kleuren weergegeven. Dit is echter niet altijd het geval.
Als je nog geen of weinig ervaring hebt met het lezen van haakschema’s, dan is dit een leuke om eens te proberen!
Wanneer je op het Internet zoekt naar de verklaring van de symbolen, zul je hier meerdere versies van tegenkomen. Ook per taal kunnen de symbolen verschillen; Engelse en Amerikaanse termen en symbolen verschillen van elkaar en zorgen vaak voor verwarring. Hoe gecompliceerder de steken worden, hoe meer variatie in symbolen je tegenkomt.
Gelukkig zijn er een aantal standaard symbolen voor de meest gebruikte steken.
Hieronder zie je de meest voorkomende tekens (bron: Wolplein.nl). Wanneer je meer symbolen wilt bekijken, dan kun je bijvoorbeeld kijken op de site van Haakinformatie.
Zogenaamde “beelddenkers” zullen, wanneer ze de keuze hebben, sneller kiezen voor een haakschema.
Zij vinden het vaak fijner om een patroon in het geheel voor zich te zien. Deze mensen kunnen vaak minder goed uit de voeten met een geschreven patroon.
Naast bovenstaande vorm van schematische patronen, gebruikt men ook vaak zogenaamde “blokjespatronen” voor het beschrijven van bijvoorbeeld intarsia/tapestry en filet haakwerk.
Dergelijke telpatronen kom je ook tegen bij het breien. Je begint hier rechts onder en werkt dan naar links. Dit doe je in alle oneven toeren. In de even toeren lees je het patroon van links naar rechts. Wanneer er in het patroon van kleur gewisseld wordt, wissel je in je werk ook van kleur.
Onderstaand voorbeeld is leuk om eens uit te proberen.
Wat heb je nodig om te haken?
Als beginnend haker heb je eigenlijk vrij weinig nodig. De meest essentiële benodigdheden wijzen dan ook vanzelf: garen en een haaknaald. Hierin heb je verschillende keuzes.
Garen
Zelf kies ik voor het haken vaak voor katoen. Dit heeft te maken het feit dat ik veel amigurumi’s en andere kleine objecten maak. Dan vind ik (gemerceriseerd) katoen het prettigst werken, omdat het zacht is voor je handen en een mooie uitstraling geeft aan het object.
Haak ik echter een deken, dan kies ik liever voor acryl of een mix van wol en acryl. Acryl is vaak lichter van gewicht dan katoen en vind ik daarom beter geschikt voor grote werken, zoals dekens. Je wil immers niet dat een deken te zwaar wordt.
In patronen wordt vaak al aangegeven welk merk garen er gebruikt dient te worden om het voorbeeld na te maken. Ook zie je vaak dat er, in plaats van een merk, een dikte en/of soort garen aangeraden wordt. Dan kun je zelf kiezen voor welk merk je gaat.
Wanneer je een Engels of Amerikaans patroon gebruikt, zul je hierin andere aanduidingen voor garendiktes tegenkomen dan je in het Nederlands gewend bent. Op deze website vind je een uitleg over welke Engelse c.q. Amerikaanse garendiktes overeenkomen met welke Nederlandse aanduidingen.
Haaknaald
Een haaknaald bestaat uit een handvat, het gedeelte waar je de draad om heen slaat en de daadwerkelijke haak. Deze drie onderdelen zie in je in verschillende vormen voorbij komen. De haak kan juist meer of minder puntig zijn, de hals kan meer of minder glad zijn en het handvat kan meer of minder naar je hand gevormd zijn.
Haaknaalden zijn vaak grotendeels bepalend voor het resultaat van je werk. Kies je naald daarom zorgvuldig uit. Probeer eens verschillende haaknaalden uit met verschillende soorten garens. Je zult daardoor snel genoeg merken wat je zelf het fijnst vindt werken.
Persoonlijk kies ik bij kleinere, strakkere werkjes, zoals amigurumi’s, graag voor een fijne, simpele haaknaald, zoals een 2,5 mm van de Wibra. Deze naalden liggen voor mij fijn in de hand en werken prettig.
Wanneer ik een deken maak met dikker garen, dan ben ik kieskeuriger; dan kies ik voor een grovere haaknaald met een ergonomisch handvat, zoals de 4 mm van Addi.
Haaknaalden variëren over het algemeen in maat van 0,25 tot aan 12 mm of meer. De maat van de haaknaald vertelt je de dikte van de betreffende naald.
Een haaknaald van 0,25 mm gebruik je dan ook voor hele fijne werkjes, zoals bijvoorbeeld een sprei voor een poppenhuisbedje. De grootste maten gebruik je juist voor de grove werken, zoals bijvoorbeeld een hoes voor een poef.
Op het etiket van je garen staat meestal aangegeven voor welke naalddikte het bedoeld is. Dit kun je gebruiken als leidraad voor je uiteindelijke keuze qua haaknaald. Haak je erg los, dan kun je vaak het best een haaknaald nemen die een halve maat kleiner is om er voor te zorgen dat jouw eindresultaat dezelfde grootte krijgt als het formaat dat aangegeven wordt in het patroon. Haak je juist erg vast, dan kun je misschien beter een halve of een hele maat groter nemen.
Naast deze twee basis “ingrediënten” zijn er verschillende andere benodigdheden die ik zelf vaak gebruik:
Een schaartje: ik geef de voorkeur aan een scherp, klein schaartje met een spits puntje. Hiermee kan ik makkelijk alle losse draadjes afknippen.
Wolnaald: een (dikke) naald met een stompe punt om de losse eindjes netjes weg te werken. Ik gebruik een naald met een stompe punt omdat je daarmee minder makkelijk door je andere draden heen steekt en zo splijten van je draden voorkomt.
Steekmarkeerders: hiermee geef ik het begin van een toer aan. Naast steekmarkeerders kun je hiervoor ook bijvoorbeeld veiligheidsspelden, paperclips of simpelweg een draadje van een contrasterende kleur gebruiken.
Markeerstift: Ik gebruik een markeerstift om in een patroon aan te geven waar ik gebleven ben. Wanneer ik uit een boekje werk gebruik ik echter kleine post-its, omdat ik niet in mijn boeken schrijven wil en omdat je ze makkelijk verplaatsen kunt.
Vulling: Wanneer je bijvoorbeeld amigurumi’s of kussenhoezen maakt heb je ook vulling nodig, verkrijgbaar bij de hobbyzaken, fourniturenzaken of op de markt. Voor kussens kun je ook prima een bestaand kussen gebruiken als vulling.
Beginnen aan een werkstuk
Om te beginnen is het vanzelfsprekend belangrijk om eerst alle benodigde materialen bij elkaar te zoeken of te kopen. Persoonlijk vind ik het fijn wanneer ik alles al in huis heb voordat ik ergens aan begin, zodat je niet halverwege opgehouden wordt omdat je materiaal te kort komt.
Gelukkig heb ik een aantal hakende familieleden, dus wanneer ik iets te kort kom, dan kan ik meestal wel iets van mijn gading bij hen vinden. Omgekeerd komen ze ook vaak genoeg hier iets halen; het scheelt allemaal weer in de kosten!
Wanneer je alles bij elkaar hebt, lees je het patroon door om te zien hoe het opgebouwd is. Dit helpt je om te begrijpen waar je mee bezig bent en wat je verwachten kunt.
De combinatie van het garen en de haaknaald zorgt er voor dat je werk het resultaat geeft dat je wil. Om er voor je zorgen dat je de juiste combinatie hebt, kun je van te voren een proeflapje maken. In breipatronen wordt vaak aangegeven hoe je een zogenaamde stekenproef maakt, d.w.z. hoeveel naalden je met welke naald dient te breien om bijvoorbeeld een lapje van 10×10 cm te krijgen.
In haakpatronen zie je minder vaak een stekenproef voorbij komen. Voor amigurumi’s is het niet altijd nodig om een stekenproef uit te voeren. Bij het haken van bijvoorbeeld kledingstukken is het echter wel belangrijk om een stekenproef te maken.
Je maakt hiervoor een lapje van 10×10 cm volgens het patroon. Vervolgens tel je het aantal steken en het aantal toeren over die 10 cm en check je of dit klopt met het patroon. Heb je te weinig steken, dan kun je een kleinere haaknaald gebruiken of strakker haken. Heb je te veel steken, dan neem je juist een grotere naald of haak je losser. In “De Haakbijbel” (Sarah Hazell) vind je hier ook een duidelijke uitleg van.
Door van te voren een stekenproef te maken voorkom je eventuele latere teleurstelling in het eindresultaat. Je wil uiteindelijk graag dat je kledingstuk passend is.
Naast een stekenproef kun je ook een proeflapje maken. Dit doe je wanneer je in het patroon te maken krijgt met steken die je nog niet (helemaal) onder de knie hebt. Dit voorkomt oneffenheden, onzekerheden en uithalen in je uiteindelijke werkstuk.
Het houdt wat, die voorbereidingen, maar neem maar van mij aan dat het het waard is. Het voorkomt in ieder geval een hoop frustraties tijdens het haken. En haken moet ten slotte iets leuks zijn!
Door blijven gaan (tips & tricks)
Wanneer je eenmaal begonnen bent en de smaak te pakken hebt, kan het gebeuren dat je halverwege het patroon op een punt komt, waarbij je je jezelf afvraagt of je het wel af gaat krijgen. Dit kan zijn omdat het je bijvoorbeeld toch te veel werk is, omdat je problemen tegenkomt, omdat je geen zin meer hebt of omdat je nog zo veel andere leuke projecten te haken hebt.
Dit laatste gebeurt mij nog wel eens. Er valt ook zo veel leuks te maken!
Daarom geef ik je hier een aantal tips om toch de moed er in te blijven houden en lekker door te kunnen werken.
Ten eerste: bedenk waarom je ook alweer aan dit project begonnen bent en houd het doel voor ogen. Wanneer je weet waar je naar toe werkt gaat het makkelijker.
Daarnaast zul je wellicht ook wat kleine problemen tegenkomen zoals bijvoorbeeld knoopjes in draad. Op dat punt zijn vaak twee strengen garen aan elkaar geknoopt. Zelf probeer ik er altijd voor te zorgen dat deze knoopjes aan de achterkant van mijn werk terecht komen. Lukt dit niet dan kun je bijvoorbeeld ook het knoopje loshalen en weer aan elkaar maken door middel van de Russische methode. Susanne schreef hier al eerder een duidelijk blog over. Deze methode kun je ook prima gebruiken om een nieuwe bol aan te hechten.
Iets wat je ook kan demotiveren is het bijhouden van toeren. Waar ben ik ook al weer? Ben ik nu bij toer 18 of 19?! Je bent even afgeleid of hebt je werk een poosje neergelegd en bent daardoor de tel kwijt. Je kunt natuurlijk gewoon de toeren turven of afstrepen in je patroon. Wat voor mij ook goed werkt is een toerenteller zoals die vaak ook bij het breien gebruikt wordt. Dit scheelt mij weer tellen en ik kan lekker door haken zonder terug te tellen met de hoeveelste toer ik bezig ben. Dit is ideaal wanneer je veel dezelfde toeren moet haken .
Wanneer je merkt dat een patroon of werk je tegen gaat staan, kun je ook gewoon dat werk even wegleggen en een poosje aan wat anders werken. Hierdoor kun je later met frisse moed je werk weer oppakken.
Ook kan het natuurlijk zijn dat je last van je arm, schouder of gewrichten krijgt, wanneer je veelvuldig dezelfde bewegingen maakt. Ik heb hier ook wel eens last van. Wat mij dan helpt is even een paar dagen “haakrust nemen” en hoogstens zo nu en dan een toertje te haken.
Wel blijf ik dan mijn andere gewone dingen doen, zodat mijn schouder wel in beweging blijft. Na een dag of twee zijn de klachten vaak weer over. Blijf je klachten houden, dan kun je overwegen eens langs de huisarts of fysiotherapeut, want er kan natuurlijk ook iets anders aan de hand zijn.
Afwerking
Aan het eind van een patroon staat er vaak dat je je werk netjes af moet werken. Maar hoe je dit doet staat er lang niet altijd bij vermeld. Je komt veel foto’s tegen waarop uitgelegd wordt hoe te beginnen. Maar hoe je je werk afhecht en de draadjes netjes wegwerkt, staat niet overal bij.
“De Haakbijbel” (Sarah Hazell) biedt hierbij uitkomst. De techniek die hierin staat beschreven gebruik ik zelf ook regelmatig. Je knipt je draad af op 10 cm van je werk vervolgens haak je nog een losse en haal je hierbij je draad helemaal door de lus. Tot slot trek je de draad losjes aan.
Om het losse eindje weg te werken, haal je het eindje door de oog van een naald en steek je voorzichtig terug door je werk. Vervolgens draai je het werk om en steek je de draad door precies dezelfde lussen terug, waarbij je de eerste lus overslaat. Zo kan je draad geen kant meer op. Deze methode heb ik opgepikt van Lucy van Attic24.
Wanneer de losse onderdelen van je werkstuk helemaal af zijn, dan is het vaak het mooist om ze op te spannen.
Dit wil zeggen dat je je werk in de gewenste vorm op bijvoorbeeld een rubbermat of strijkplank vastspeldt en met een waterspuit bevochtigt. Dit zorgt er voordat je haakwerk de gewenste vorm behoudt. Haal de spelden pas weg wanneer het werk compleet droog is.
In plaats van een waterspuit, kun je ook een stoomstrijkijzer gebruiken. Zet hierbij het strijkijzer nooit op het werk, maar houdt het er boven en laat het stoom afgeven. Ik hoor ook van mensen die een theedoek over het werk leggen en er dan wel met een strijkbout over heen gaan, maar dit heb ik zelf nog nooit gedaan. Mijn oma legde haar breisels altijd “tussen de natte lappen”.
Er zijn dus verschillende manieren om op te spannen. Kies daarom een methode die jij prettig vindt werken.
Wanneer je alles opgespannen hebt, kan het zijn dat je sommige delen van je werk aan elkaar moet naaien.
In het geval van bijvoorbeeld ledematen van een amigurumi gebruik ik hiervoor het liefst hele kleine steekjes in dezelfde kleuren als de onderdelen. Hierdoor zie je vrij weinig van de aanhechting.
Wanneer het om kleine lapjes van een deken gaat of om onderdelen van een kledingstuk, dan gebruik ik vaak de matrassteek. Deze steek is goed geschikt voor aanhechtingen die bewegingsruimte nodig hebben.
Resultaat
Je bent vanzelfsprekend enorm trots op je werk wanneer het (eindelijk) af is. Dan rijst soms de vraag of het wel naar je zin is. Ik maak vaak genoeg mee dat iets er uiteindelijk anders uitziet dan het patroon. Ik vraag me dan af waarom dat is.
Heb ik iets anders gedaan? Heb ik iets verkeerd gedaan? En bovenal vraag ik me dan af of ik er blij mee ben. Is dat het geval, dan is er niets aan de hand. Ben ik niet blij, dan kijk ik of er iets is dat ik nog uit kan halen of anders kan doen. Ik zie het in elk geval als leermomentje voor een volgend project.
Ik wil hiermee zeggen: “Wees gerust kritisch op je eigen werk, zowel negatief als positief.”
Samenvatting
Met het lezen van dit stuk ben je hopelijk wat meer te weten gekomen over het werken met een haakpatroon. Zo weet je nu dat een geschreven haakpatroon veelal een vaste opbouw heeft en hoe dit in elkaar zit. Ook heb je gelezen over het werken met haakschema’s.
Je kunt nu zelf, na het maken van een proeflapje, een keuze maken voor het juiste garen en de haaknaald passend bij jouw manier van haken.
Het beginnen van een haakwerk aan de hand van een patroon gaat je prima lukken, nu je weet wat je nodig hebt om van start te kunnen gaan. Wanneer je onderweg kleine problemen tegenkomt, kun je deze gemakkelijk op lossen.
Het afhechten van je losse eindjes zal met bovenstaande technieken ook geen probleem meer zijn.
Kortom, je kunt lekker aan de slag!
Ik sluit dit stuk af met twee vragen:
Heb je zelf nog andere tips of tricks voor het oplossen van kleine problemen die je problemen die je onderweg tegenkomt? Deel ze met ons!
Zijn er haakpatronen die je mij en alle lezers aanraad om eens uit te proberen?
janny Wieskamp
op 01 May 2016