Proeflapje gemaakt?

Ik kon mijn trui uithalen. Jammer, maar dat hoort er soms bij.  Een goede vriendin vroeg mij: heb je wel een proeflapje gemaakt? Natuurlijk had ik dat!

Vanuit mijn proeflapje had ik namelijk berekend, hoeveel steken ik op moest zetten voor de trui. En hoe de spanning zou gaan worden, met dit mooie garen. Ik dacht dat ik goed zat. Maar op een gegeven moment bekruipt je toch het gevoel, dat het niet klopt. Ik kwam in het aantal te breien centimeters veel te hoog uit. En dan moet je een keuze maken.

Voor mij betekende het: opnieuw starten.

Maar wat kun je doen om dit te voorkomen?

Maak niet een, maar meerdere proeflapjes. Neem daar ook bewust de tijd voor. Als je een brei(st)er bent die strak breit, dan zul je een naalddikte omhoog moeten, om aan de juiste steekverhouding te komen. Brei je los, dan moet je in naalddikte omlaag. Advies is om een proeflapje te maken, minimaal in de geadviseerde naalddikte, maar ook een halve naalddikte hoger en een halve naalddikte lager.

Brei niet alleen een proeflapje in tricotsteek, maar ook in patroon. Je ziet dan hoeveel effect een patroon gaat hebben.  In mijn geval dus een combinatie van rechte en averechte steken, die het te breien patroon weergeven. Vaak scheelt het een of meerdere steken per 10 cm die je meer nodig hebt, horizontaal gezien.

Als je met meer dan 1 kleur werkt, zie je ook de “trekkracht”, die een tweede (of eventueel derde) kleur heeft op je project. Dit moet je ook in je werk doorberekenen.

Meten is weten dus!

Nu hoor ik iemand fluisteren in mijn oor… maar als je sokken of wanten breit, wat dan? Hoe moet je dan je proeflapje maken?

Het antwoord is niet zo moeilijk: in dat geval maak je je proeflapje in het rond – met de rondbreinaald, of op 4 naalden. Een dame in de VS leerde mij het volgende:

1. Zet een aantal steken op voor je proeflapje, dat deelbaar is door 4.  Het minimale wat je dan moet opzetten is ongeveer 40 steken. Brei dan tot een hoogte van ongeveer 15 cm en kant de steken af. Gooi – als het sokkenwol betreft – het lapje in de was.

2. Dan pak je de schaar en knip je het lapje verticaal door.

3. Je legt dan je werk plat neer, speldt horizontaal en verticaal de randen op een stuk piepschuim. Laat het lapje drogen.

4. Het aantal steken ga je dan bepalen: leg je centimeter op het lapje, en plaats een speld bij het begin van de centimeter. Dan speld je ook af bij 10 cm. Dit doe je ook in de hoogte.

5. Dan ga je tellen: de steken die horizontaal tussen de spelden liggen, en het aantal toeren die verticaal tussen de spelden liggen schrijf je op. Dan heb je de steekverhouding.

Toch nog even terug naar mijn proeflapje…

Ondanks dat ik de trui uit moest halen, heb ik wel heel veel informatie uit mijn lapje weten te halen. Hetgene wat ik niet voor kon zijn, is dat het garen waar ik mee werk tijdens het breien “uitbreit”, voor mijn handen een prettige bijkomstigheid.

Hierdoor ging ik onbewust losser breien dan nodig, met als gevolg dat ik niet goed uitkwam. Een halve millimeter in naalddikte naar beneden – en een beetje op de punten breien, waardoor ik wat strakker brei dan anders – was voor mij de oplossing.