Het Spinnewiel - deel 1

Het Spinnewiel – deel 1. Spinnewielen, wie kent ze niet? Al is het alleen maar van sprookjes zoals Doornroosje en Repelsteeltje. Daarmee is het spinnewiel ook meteen de meest bekende manier om zelf garens te maken om bijvoorbeeld mee te haken, breien of weven.

Spinnewielen zijn er in ontzettend veel soorten en maten en hebben ook heel veel verschillende onderdelen. Met deze blog wil ik je daarin een beetje wegwijs maken. 

De anatomie van een spinnewiel

Door de grote verschillen onderling, zien de onderdelen bij spinnewielen er soms wat anders uit of zitten ze op een iets andere plek. Onderstaande onderdelen zijn echter in de meeste spinnewielen in de een of andere vorm wel terug te vinden.

Veel van de informatie over spinnen en spinnewielen online, is in het Engels. Daarom heb ik in onderstaande toelichting ook de Engelse termen voor de verschillende onderdelen opgenomen.

A. Aandrijfwiel (wheel): Het wiel dat ronddraait en zo de andere onderdelen van het spinnewiel aandrijft.The wheel that rotates when treadling and causes the other various parts to operate.

B. Spilsteunen (maidens): De verticale steunen, die de vlucht en spoel vasthouden.

C. Spinhoofd (mother of all): Het horizontale balkje waarop de spilsteunen, vlucht, spoel en stelschroef bevestigd zijn.

D. Trapper/ voetpedaal (treadle): Het pedaal waarmee je het aandrijfwiel in beweging brengt. Sommige spinnewielen hebben er een (single treadle wheels), andere dubbeltraps modellen hebben er twee om met beide voeten te bedienen (double treadle).

E. Aandrijfstok (footman): Het onderdeel dat de trapper verbind met het aandrijfwiel, waardoor deze bij trappen gaat draaien.

F. Tafel (table): Dit is het centrale onderdeel van een spinnewiel, waar alles op- en aan wordt bevestigd en het geheel stevigheid geeft.

G. Twijnrek (plying rack): Opstaande pinnen waarop extra spoelen bewaard kunnen worden. Deze worden tevens gebruikt om spoelen vol met enkele draden op te zetten, tijdens het samentwijnen van deze draden tot een meerdraads garen.

H. Vlucht (flyer): Een U-vormig onderdeel met haakjes aan een of beide kanten van de arm van de U. de haakjes worden gebruikt om het garen netjes over de spoel te verdelen. De vlucht wordt door de aandrijfsnaar rondgedraaid, waardoor draaiing (twist) in de wol komt. De vezels zijn op zichzelf relatief zwak, maar op deze manier gecombineerd in draden, zijn ze veel sterker.

I. Spoel / klos (bobbin): De spoel wordt op de spil geplaatst en draait rond, samen met de vlucht. Hier wordt het garen opgewonden, als er voldoende draaiing in de wol is aangebracht.

J. Spilschijf (whorl): Een riemschijf of katrol die op de spil geplaatst wordt, verbonden is met de vlucht en aangedreven wordt door de aandrijfsnaar. De verschillende maten groeven in de spilschijf bepalen mede hoe snel het spinnewiel spint.

K. Aandrijfsnaar (drive band): Een koord dat om het aandrijfwiel en de spilschijf gespannen wordt en zo de rotatie van het wiel overbrengt op de andere onderdelen van het wiel. Moderne spinnewielen hebben doorgaans een flexibele kunststof aandrijfsnaar, ik gebruik hennep verpakkingstouw op die van mij.

L. Stelschroef (tension screw): Deze wordt gebruikt om de aandrijfsnaar op spanning te brengen, door het spinhoofd te verplaatsen.

M. Spingat (orifice): De opening aan het uiteinde van de spil, waar de wol doorheen gaat, voordat het via de vluchthaakjes op de spoel gewonden wordt.

In een volgend blog ga ik dieper in op de verschillende varianten in spinnewielen!

Als je specifieke vragen hebt over spinnen of spinnewielen, ik hoor ze graag!