Over “verslaving” en pijn – leven met Carpaal Tunnel Syndroom

Over “verslaving” en pijn – leven met Carpaal Tunnel Syndroom. Ik zal de titel uitleggen. Een tijd geleden had ik een dame op visite. Ze woont nog niet zo lang in ons dorp, en haar dochter zit bij mijn zoon in de klas. Ze had besloten om samen met mij klassenouder van groep 4 te worden en vroeg me hoe een en ander in zijn werk ging. Dus ze kwam bij mij thuis en aangezien ik mijn breiwerken in de woonkamer heb liggen zag ze die natuurlijk ook. Het kon niet missen, of het gesprek ging al snel over breien.

Op een woord was ik totaal niet voorbereid; ze had het ook keurig in een nette zin verpakt. ”Eigenlijk ben je dus gewoon verslaafd!”, zei ze, en staarde in haar kop koffie.

Ik moest toch even diep ademhalen, voordat ik haar antwoord zou geven. Haar mening was zeker niet de mijne. En ik vertelde haar mijn verhaal.

Voor 1990

Mijn breicarrière valt in drie stukken te verdelen. Vanaf het moment dat ik het leerde op school, de techniek goed onder de knie kreeg door goed onderwijs van de handwerkjuf, en mijn moeder, werd ik behoorlijk fanatiek. Mijn moeder breide ontzettend veel truien, onder meer voor een handwerkwinkel, maar ook voor haarzelf en voor ons. Ik wilde dat ook kunnen, en als tiener ontwierp ik mijn eigen truien. Alleen schreef ik nooit wat op, breide op school in een groepje in tussenuren en pauzes. Toen was dat gewoon, meer meiden deden dat. Ik haalde met gemak een trui in een week tijd.

Op mijn achttiende kwam ik van de Havo, in 1985. Een periode waarin werk schaars was, en al snel belandde ik in een supermarkt achter de kassa. In die tijd moesten we alle prijzen uit het hoofd weten, en die zo rap mogelijk intikken. Later werden prijzenkassa’s vervangen door codekassa’s. Kon je nog sneller, en er werden normen gezet die je toen ook nog moest halen. In die periode heb ik onbewust de klachten opgebouwd, die later behoorlijk pijn zouden gaan doen. De meeste mensen kennen dit probleem als Carpaal Tunnel Syndroom.

In 1988 ben ik daar gestopt, en heb ik een poos in de verpleging gewerkt. Ik kreeg met mijn collegae de zorg over een groep ouder wordende mensen met een verstandelijke beperking. Hard werk, weinig tijd voor hobby’s, maar de pijn bleef. Veel heb ik niet gebreid in die tijd, maar volgens de artsen zou ik dat dus ook niet meer doen. Een operatie volgde. En daarmee ook meer ellende.

1990-2004

Onze oudste werd geboren in 1990. Voor haar heb ik wel een en ander aan truitjes gebreid. Heel rustig aan, nooit meer als 20 toeren per dag. Meer kon mijn pols niet hebben. 24 uur per dag een pijnband om de rechterpols was absoluut geen pretje. Van de huisarts kreeg ik in eerste instantie te horen dat ik maar moest gaan smeren, SRL gelei was zijn favoriete medicijn. In 1993 kwam mijn oudste zoon en in het jaar dat volgde verloor ik alleen maar kracht in mijn hand. Het werd gevaarlijk, ik was bang dat ik die jongen zou laten vallen. Gelukkig is dat nooit gebeurd, alleen zijn er wel potten met wortelen gesneuveld, wat ik pas merkte toen het in diggels op de grond lag. Breien was er op dat moment niet meer bij.

Ik heb een jaar lang fysiotherapie gehad. Drie keer in de week gingen er schokjes door mijn pols. Het hielp niet. Prompt werd ik weer naar het ziekenhuis gestuurd, waar een orthopedisch chirurg mij zou opereren aan mijn pols. Er bleek een ingekapselde bloeding te zitten, die door de eerste operatie was veroorzaakt, bovenop de zenuw van mijn wijsvinger en middelvinger. Hij heeft die verwijderd. Voorlopig was ik van de pijn af…

Onze tweede zoon werd geboren in 1996. Heel rustig probeerde ik het breien weer wat op te pakken. Het bleef bij 20 naalden per dag, probeerde ik meer, dan was het gevolg dat ik een week pijn had. Dit verergerde, en op een gegeven ogenblik gingen mijn ringvinger en pink slapen. Weer naar het ziekenhuis. Naar de arts die mij in 1995 had geholpen. Ondertussen waren we acht jaar verder en was het najaar 2003.

De man zat met beide handen in een brace. Ik wist niet wat ik zag. Hij bekeek mijn pols, en naar aanleiding van mijn klachten zei hij dat ik uniek was. Carpaal Tunnel en Guyon Tunnel syndroom in een hand. Eerlijk gezegd voelde ik mij niet uniek, maar lamlendig. Na verdere onderzoeken kreeg ik in samenspraak met de neuroloog een pot pillen mee, die prima hielpen tegen migraine, maar niet tegen de pijn.

De vingerloze wanten van TNT Post. (2004 tot nu)

Mijn echtgenoot kreeg van zijn werkgever een nieuw uniform. Daar zaten van die mooie rode vingerloze wanten bij. Ik was ondertussen zo gefrustreerd, dat ik een rechterwant gepikt heb. Echtgenoot had ze toch (nog) niet nodig. Alles, maar dan ook alles zou ik doen, om van die ellendige pijn af te komen. Alleen tijdens het koken, en vanwege hygiënische zaken zou ik de vingerloze want uitdoen. Ik zou hem voorlopig dag en nacht dragen.

Na een week verdween de pijn.

En dit was het moment, dat ik mij voornam om de naalden opnieuw op te nemen, mijzelf te gaan trainen, minimaal vijf paar vingerloze wanten te breien – het maakte mij niet uit hoelang ik erover zou doen, en de dokter de boom in te wensen. In die volgorde.

Ik kreeg weer plezier in breien. En werd een gelukkiger mens. Het kostte mij wel wat tijd, om mijn ritme weer wat op te bouwen, maar ik breide weer. De huisarts schudde vaak zijn hoofd, als hij mij zag, maar stond versteld over de progressie die ik maakte. Voor mijn pols was warmte het toverwoord. En voor vijf hele euro’s (toen een bol sokkenwol) had ik twee paar vingerloze wanten. Vijf euro per jaar kostte mij mijn eigen “medicijn”.

En toen in 2007 zoon 3 geboren werd, kreeg ik ook weer een dankbaar doel om voor te breien. Ik breide niet omdat het moet, maar omdat het kon.

En nu?

Ik brei, ik haak. Ik doe het niet omdat ik verslaafd ben. Ik doe het omdat ik het leuk vind, op mijn eigen voorwaarden. Op dagen dat mijn pols wat zeer doet (als er regen komt bijvoorbeeld) dan zal ik wat meer mijn vingerloze wanten dragen overdag. Denk maar wat je wil.

Het feit dat ik van mijn hobby mijn werk probeer te maken, heeft mij alleen maar voordeel gebraicht. Ik weet wanneer ik moet stoppen. Een verslaafde gaat alleen maar door.

Daarnaast doe ik genoeg andere zaken, die ook mijn tijd vergen. Ik stop tijd in de opvoeding van mijn kinderen. Ik geef tips en handwerkles aan degenen die ervoor open staan. Ik spin, en verf ook garens. Omdat het kan, niet omdat het moet. Maar belangrijker nog: ik volgde mijn ingeving, en heb tien jaar hard geknokt om mijn rechterhand weer zo op kracht te krijgen. Ik hoef niet meer bang te zijn, dat ik mijn kind laat vallen. En mijn familie steunt mij. Punt.

Ze had nog een vraag: “Wat wil je nu eigenlijk bereiken?”

Dat is een goeie. Wat ik wil bereiken is, dat mensen met dezelfde klachten als ik heb, niet de hoop opgeven op verbetering van hun situatie. Ik heb mensen van hun rugproblemen af zien komen, alleen omdat ze handgebreide sokken zijn gaan dragen. Verkrampingen losten zich op, ze gingen beter lopen. Handgebreide sokken (minimaal 75 %wol) verbeteren de circulatie van het bloed. Minder last van koude voeten.

Voor mijn pols gold hetzelfde. Koude (voor mij dus regenkou) is voor mijn pols pijnlijk. Ik kan daar zelf dus wat aan doen. En daarnaast wil ik doorgeven, dat het plezier wat je van handwerken kunt hebben belangrijk is. Het maken van unieke dingen. Dat begint al met het kiezen van de garens voor datgene wat je wil maken. Het hele proces is belangrijk.

Of ik haar overtuigd heb… ik weet het niet. Maar ik laat mijn naalden nooit meer los!